Huurovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt weer norm

Expert
Bart de Jonge
Belangenbehartiger

De Eerste Kamer stemde op 14 november in met het wetsvoorstel vaste huurcontracten, Deze wet, die door de Kamerleden Nijboer (PvdA) en Grinwis (ChristenUnie) is opgesteld, heeft als doel huurders beter te beschermen. De kern van het wetsvoorstel is dat het in principe niet meer mogelijk is om tijdelijke huurovereenkomsten te sluiten.

Dat geldt zowel voor zelfstandige woonruimten als voor onzelfstandige woonruimten (kamers). Met deze wet wordt de mogelijkheid om woonruimte tijdelijk te verhuren (zonder huurbescherming) afgeschaft. Aedes is blij dat vaste huurovereenkomsten weer de norm worden. Tegelijkertijd blijven de mogelijkheden die er al waren voor corporaties om specifieke doelgroepen tijdelijk te huisvesten bestaan.

Wat zijn de gevolgen voor woningcorporaties?

Voor woningcorporaties verandert er niet veel. Het blijft mogelijk om doelgroepencontracten en contracten op basis van de Leegstandwet te sluiten. Wat betreft tijdelijke verhuur geldt dat voor zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimten alleen nog tijdelijke huurovereenkomsten van 2 jaar of korter mogen worden gesloten met ongeveer dezelfde specifieke categorieën personen als onder de huidige wetgeving. 

De nieuw toegevoegde opzeggronden voor proefsamenwoners en verhuur aan directe familieleden gelden voor particuliere verhuurders en niet voor woningcorporaties. Het enige wat verandert voor woningcorporaties is dat tijdelijke verhuur zonder huurbescherming van onzelfstandige woonruimte aan anderen dan buitenlandse studenten, weeskinderen, huurders uit de maatschappelijke opvang, wisselwoningen en laatste-kans-contracten niet meer mogelijk is. Het algemene verbod op tijdelijke huur zonder huurbescherming is straks ook van toepassing  op onzelfstandige huur. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is dit met een amendement toegevoegd aan het wetsvoorstel.

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Bij de behandeling in de Eerste Kamer uitte het CDA zorgen over de wet. Maar na toelichting door de indieners en de minister, en een aanvullende brief van de minister, stemde ook het CDA in met de wet. Hierdoor kwam er een meerderheid in de senaat.

De nieuwe wet treedtnaar verwachting op 1 juli 2024 in werking. Tegelijk met het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst, dat recent in consultatie is gegaan. Tot 4 december 2023 kunnen hierop reacties worden gegeven. Aedes gaat dit ook doen, omdat een aantal voorgestelde wijzigingen om verduidelijking vraagt.

Tot 1 juli 2024 blijft het nog mogelijk om tijdelijke huurcontracten te sluiten die van rechtswege eindigen. De nieuwe wet is namelijk niet van toepassing op bestaande tijdelijke huurovereenkomsten.

Tijdelijke verhuur blijft mogelijk onder specifieke voorwaarden

Dan gaat het om:

  • Het opnieuw bewonen door de verhuurder of voorgaande huurder (tussenhuur/ diplomatenclausule).
  • Doelgroepencontracten, op basis van specifieke categorieën voor dringend eigen gebruik, bijvoorbeeld voor jongeren, studenten, promovendi, ouderen en gehandicapten.
  • Verhuur van korte duur, zoals vakantie-verhuur.
  • Verhuur op basis van de Leegstandwet ter voorkoming en vermindering van onnodige leegstand
  • Tijdelijke verhuur aan nader aan te wijzen categorieën personen, waaronder:
    • Huurders die voor  studie tijdelijk in Nederland wonen.
    • Huurders die in verband met onderhoud of renovatie hun woonruimte moeten verlaten en tijdelijk andere woonruimte moeten betrekken.
    • Huurders die afkomstig zijn uit maatschappelijke opvang of huurders in een sociale noodsituatie met een aantoonbaar urgente huisvestingsbehoefte.
    • Huurders met wie de toegelaten instelling een tweede of laatste kans-huurovereenkomst aangaat of huurders met wie een tijdelijke huurovereenkomst gecombineerd met begeleiding wordt afgesloten.
    • Huurders van wie hun overleden bloedverwant in opgaande lijn in de eerste graad of hun voogd, een woongelegenheid van de toegelaten instelling huurde en die op het tijdstip van dat overlijden hun hoofdverblijf in die woongelegenheid hadden.