Handreiking warmtenetten: Financiering

In veel warmteprojecten is het rondkrijgen van de financiering een uitdagende opgave. Vaak is het lastig om overeenstemming te krijgen over de verdeling van de financiële kosten en baten van een project. Hier wordt kort ingegaan op het algeheel rendement van warmtenetten in Nederland en de verschillende kostencomponenten van een warmtenet.

Financieel rendement en investeringsrisico en warmtenetten

In 2018 hadden warmteleveranciers een gemiddeld rendement op hun project van 6,8 procent volgens de rendementsmonitor warmteleveranciers 2017-2018. Dit overstijgt het door de overheid bepaalde redelijk rendement dat tussen de 5,2 en 6,6 procent zou moeten liggen. Zo een rendement kan worden behaald op het beheer van bestaande netten. De investeringsrisico’s van warmtenetten zijn namelijk hoog.  Het belangrijkste investeringsrisico is of er voldoende warmte wordt afgeleverd nadat de warmteleiding in de grond ligt.

Het investeringsrisico bij het aanleggen van een warmtenet kan worden verlaagd door zekerheid te geven dat er woningen worden aangesloten. Dit kan middels een warmteplan van de gemeente, of helder vastgelegde afspraken tussen partijen in het project. Woningcorporaties kunnen met hun grote verspreide massa aan gebouwen vaak een cruciale rol vervullen in het zorgen voor voldoende zekerheid in de vraag.

Kostencomponenten in het warmtenet

Wanneer een woning wordt aangesloten op een warmtenet zijn er vijf verschillende kostencomponenten, namelijk:

  1. Eenmalige bijdrage in de aansluitkosten (BAK)
  2. Vaste kosten (vastrecht)
  3. Huur afleverset
  4. Meetkosten
  5. Kosten voor de warmte (GJ)

Tarieven

De tarieven voor deze kostencomponenten worden (deels) geregeld in de Warmtewet, en vastgesteld door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De Warmtewet is ingevoerd om consumenten te beschermen tegen te hoge prijzen voor verwarming en warm water, onacceptabele storingen en niet-transparante leveranciers. Sinds 1 januari 2020 zijn de maximumtarieven die in rekening mogen worden gebracht onder meer afhankelijk van het temperatuurniveau van de geleverde warmte.

Niet meer dan anders

De Warmtewet stelt een aantal maximumtarieven vast die een warmteleverancier in rekening mag brengen aan zijn afnemers. De wet gaat daarbij niet uit van de daadwerkelijk gemaakte kosten maar van een abstracte situatie. Dit is de situatie van de bewoner van een woning met een gasgestookte cv-ketel. Uitgangspunt van de Warmtewet is dat de bewoner die warmte geleverd krijgt niet meer betaalt dan de bewoner van een woning met gasgestookte cv-installatie. Het zogenaamde Niet-Meer-Dan-Anders-beginsel (NMDA). Uitgangspunt is bij de vaststelling van de tarieven steeds de eigenaar van de woning. De Warmtewet maakt geen onderscheid tussen tarieven voor eigenaren en voor huurders. Het gaat hier dus om een gemiddeld tarief. De daadwerkelijke kosten van de warmte­leverancier kunnen hoger of juist lager liggen. De referentie van de gasgestookte cv-ketel is in het kader van de energietransitie ongelukkig, zo vindt ook de Minister. Het is de bedoeling in Warmtewet 2.0 een nieuwe tariefsystematiek te introduceren. De ACM heeft het Niet-Meer-Dan-Anders-beginsel als volgt toegelicht.

Niet-meer-dan-anders (NMDA)/gasreferentie (Bron: ACM)

Figuur 6 - Niet-meer-dan-anders (NMDA)/gasreferentie (Bron: ACM)

  • De kosten betreffen die van een doorsnee huishouden (incl. 21% BTW)
  • Kosten CV-ketel: jaarlijkse afschrijvingskosten en onderhoud (all-in service contract)
  • Netwerkkosten gas: vastrecht, capaciteitstarief en periodieke aansluitvergoeding
  • Leveringskosten gas: inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie
  • Variabele kosten warmte: op basis van 35 GJ per jaar

Warmtenet met hoge temperatuur

De meeste bestaande warmtenetten leveren warmte met een temperatuur die voor de huurder voldoende is om de woning te verwarmen en zijn warmtapwater te bereiden. Er zijn geen aanvullende voorzieningen nodig. In Tabel 2 gaan we kort in op de verschillende kostencomponenten.
De maximale tarieven die in deze tabel genoemd worden zijn gebaseerd op de maximaal door de ACM toegestane tarieven voor 2020. Deze kosten worden jaarlijks geïndexeerd.

Tabel met kostencomponenten hoge temperatuur

Warmtenet met lage temperatuur

Het kenmerk van deze installaties is dat lauw water aan de bewoner wordt geleverd dat de bewoner zelf opwarmt voor ruimteverwarming of warmtapwater. In dat geval mag alleen een vastrecht in rekening worden gebracht, a € 261,03 per jaar. Wanneer de verhuurder zorgdraagt voor het opwarmen van het lauw water mag een gigajouletarief in rekening worden gebracht. Dit tarief mag niet in rekening worden gebracht wanneer de huurder de kosten van het bijverwarmen zelf betaalt.

Indien de installatie ook koeling levert mag jaarlijks een vastrecht aan de huurder in rekening worden gebracht, € 236,80 tarief 2020. Het verbruik van koeling mag niet aan de huurder in rekening worden gebracht.

Aansluitbijdrage

Een belangrijk tariefcomponent is de eenmalige bijdrage in de aansluitkosten. Deze bijdrage is door de ACM gemaximaliseerd. Echter, in bepaalde gevallen vindt een warmteleverancier de aansluitbijdrage niet hoog genoeg om de kosten voor de aanleg van het warmtenet uit te voldoen. De Minister heeft hierover tijdens de behandeling van de wet opgemerkt dat een aanvullende bijdrage (een zogenaamde kostendekkingsbijdrage) kan worden verlangd, mits deze transparant is. De warmteleverancier dient verantwoording af te leggen over de hoogte en de berekening van de bijdrage. Mocht hierover geen overeenstemming zijn te bereiken met de warmteleverancier dan kan het geschil voorgelegd worden aan de ACM. Lees hierover meer in het onderdeel Wet- en regelgeving bij warmteprojecten. In aanvulling op de Warmtewet zijn hierover in het Startmotorkader afspraken gemaakt.

Verschuiving van de kostenstromen

Wanneer een woning aangesloten wordt op een warmtenet, leidt dat tot verschuiving in de kosten­stromen tussen huurder, verhuurder en energieleverancier. De huurder betaalt energiekosten aan de warmteleverancier. Het warmtebedrijf is verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van het warmtenet (transport en distributie) tot en met de afleverset. Onderstaande voorbeelden geven weer hoe de verschillende kostenposten worden verdeeld over huurder, verhuurder en energieleverancier.

Kosten voor de corporatie

Bij aansluiting op een warmtenet hoeft de corporatie niet langer te betalen voor aanschaf en onderhoud van cv-ketels. In plaats daarvan komen voor rekening van de corporatie: het inpandige werk van het warmtenet, de inpandige kosten voor aanleg van de afgifteapparatuur en de eenmalige bijdrage aansluitkosten.

Kosten voor de huurder

Daarnaast worden kosten gemaakt voor het vastrecht. Het vastrecht heeft betrekking op de huur van de afleverset en de bijbehorende onderhouds- en meetkosten. Deze worden standaard bij de huurder in rekening gebracht. Het aansluiten op een warmtenet kan vragen oproepen bij huurders over de kostenposten waarmee zij te maken krijgen. Voor de huurder leidt de nieuwe situatie bij voorkeur niet tot hogere woonlasten. Bij aansluiting op een warmtenet betaalt de huurder echter niet langer enkel energiekosten aan zijn warmteleverancier, maar ook een huur voor de afleverset. Geadviseerd wordt om alle kostencomponenten voor de huurder, de corporatie en de warmteleverancier in beeld te brengen en op basis daarvan te kijken of er een aantrekkelijk aanbod te vormen is voor alle partijen.

Hieronder gaan we in op hoe de kostenstromen voor huurder, verhuurder en warmteleverancier veranderen. Dit vanuit twee situaties voorkomend uit het eigendom van de inpandige warmteleidingen:

  1. Individuele afleverset per woning
  2. Levering aan een collectieve ketel, corporatie levert warmte aan haar huurders

Huidige situatie

In de huidige situatie heeft de huurder een cv-ketel in de woning. Via de huur en servicekosten betaalt de huurder voor het onderhoud en eventuele vervanging van de ketel. De stookkosten (de energie­rekening) betaalt de huurder aan de energieleverancier (zie Figuur 7).

Tabel met kostenstromen

Figuur 7 Kostenstromen in huidige situatie (Bron: CE Delft)

Situatie 1: Individuele afleverset per woning

 In Figuur 7 is de nieuwe situatie weergegeven. De huurder (A) betaalt in dit geval kosten aan de warmteleverancier C. De stookkosten bestaan uit de levering van warmte, de meetkosten en het huurdersdeel van het vastrecht. Er is in deze situatie sprake van directe levering van warmte van een warmtebedrijf aan de huurder. Er is dan sprake van een business-to-consumer-model. In deze situatie is de Warmtewet van toepassing. Lees meer in het onderdeel Wet- en regelgeving bij warmteprojecten.

Voor de warmteleverancier (C) geldt dat de baten bestaan uit opbrengsten van de huurder en de bijdragen van de woningcorporatie. Deze laatste bestaan uit het verhuurdersdeel van het vastrecht (kosten huur afleverset en onderhouds- en meetkosten) en een bijdrage van de woningcorporatie via de bijdrage aansluitkosten (éénmalig gedurende exploitatie). Het is mogelijk dat er in een warmte­concessie (afgegeven door de gemeente) nog afspraken zijn gemaakt dat de gemeente een jaarlijkse exploitatiebijdrage aan de warmteleverancier vergoedt. Dit zou de bijdrage aansluitkosten die de corporatie betaalt kunnen verlagen.

De inkomsten van de warmteleverancier moeten opwegen tegen de lasten. De lasten bij de warmte­leverancier bestaan uit onder meer inkoop van energie, onderhoud, derving, administratie, meet­kosten en dergelijke. Een lagere aansluitbijdrage van de woningcorporatie leidt tot een hoger warmtetarief (maximaal € 26,06 per GJ)  richting afnemers en andersom. Dit zijn communicerende vaten.

Figuur met Financiele stromen bij warmteaansluiting

Figuur 8 De financiële stromen bij een warmteaansluiting (Bron: CE Delft)

Situatie 2: Collectieve ketel

In deze situatie wordt de warmtelevering versimpeld ten opzichte van de beginsituatie.

De woningcorporatie betaalt haar warmtekosten aan de warmteleverancier, en belast deze via de servicekosten door naar de huurder. Dit model staat weergeven in onderstaand figuur. Warmtelevering gaat hier via het business-to-business-model, en de corporatie levert deze warmte door aan haar huurders. Hierop is het Besluit Servicekosten van toepassing. Lees hierover meer in het onderdeel Wet- en regelgeving bij warmteprojecten. Het figuur ziet er dan als volgt uit:

Figuur De financiële stromen bij collectieve warmtelevering door de corporatie

Figuur 9 De financiële stromen bij collectieve warmtelevering door de corporatie