Geschiedenis woningcorporaties

Tweede Kamer over het eindrapport parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties

Leden van tweede kamer in tweede kamer tijdens parlementaire enquete

De kerntaak, huurdersparticipatie en toezicht. Daarover hadden de Tweede Kamerleden de meeste vragen tijdens het eerste debat over het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties, op dinsdag 2 december 2014. De Kamerleden onderschreven de noodzaak van de enquête en complimenteerden de commissie met haar werk. Tegelijkertijd vinden de meeste Kamerleden dat we trots moeten zijn op de Nederlandse volkshuisvesting.

Kerntaak

Belangrijkste discussiepunt was de kerntaak van corporaties. Vooral de aanbeveling van de enquêtecommissie dat woningcorporaties voortaan helemaal geen niet-DAEB-activiteiten meer mogen verrichten, zorgde voor veel vragen bij de Tweede Kamer. ‘Want hoe zorgen we voor leefbaarheid in Rotterdam-Zuid of in de krimpregio’s?’, vroeg onder meer Kees Verhoeven (D66) zich af. De meeste partijen in de Tweede Kamer maakten zich zorgen over wat er met de herstructurering van wijken gebeurt als het verbod op niet-DAEB-projecten komt en of het bouwen van gemengde wijken dan nog wel mogelijk zijn. Carola Schouten (ChristenUnie) vroeg de commissie een duidelijke definitie van niet-DAEB te geven: vallen alle woningen boven de liberalisatiegrens daaronder, of is er nog bewegingsruimte?

Ook de door de commissie voorgestelde begrenzing en afbouw van leefbaarheidsuitgaven door corporaties riepen vragen op bij enkele partijen. ‘Je woont niet in een huis, je woont in een wijk’, zei Schouten. ‘Die wijk moet leefbaar zijn. En corporaties hebben daar altijd oog voor gehad.’ Daar was ook Raymond Knops (CDA) het mee eens. Hij ziet de taak van woningcorporaties breder dan alleen huizen bouwen. Woningcorporaties zijn er volgens hem ook om huurders de helpende hand te bieden en om voor leefbare wijken te zorgen.

Huurdersparticipatie

‘De huurder is de afgelopen decennia pijnlijk in de steek gelaten’, zei Sadet Karabulut (SP). Zij onderschreef de aanbeveling van de commissie, dat huurders meer invloed moeten krijgen op het beleid van corporaties, met een instemmingsrecht. Daarvoor lijkt bij andere fracties veel steun te zijn. Andere partijen plaatsten daar kanttekeningen bij. ‘We moeten niet doorslaan’, zei Knops. ‘Vetorecht voor huurders gaat te ver.’ Andere partijen wezen op de risico’s die verregaande huurdersparticipatie met zich mee kan brengen. Zittende huurders zouden te weinig oog kunnen hebben voor de belangen van toekomstige huurders. ‘Zouden zittende huurders een nieuwbouwproject goedkeuren, met het mogelijke risico dat hun eigen huur daarmee iets omhoog gaat?’, vroeg Verhoeven zich af.

Toezicht

De meeste partijen hadden tijdens het debat hun eigen ideeën over de vraag hoe het toezicht ingericht moet worden. Enkele partijen onderschreven de aanbeveling van de enquêtecommissie dat er een onafhankelijke Woonautoriteit moet komen. De meeste partijen waren het erover eens dat het toezicht anders moet zijn dan zoals minister Blok dat in de novelle voorstelt. Kamerleden willen voorkomen dat het beleid en het toezicht met elkaar vermengd raken. Ook zijn de partijen in de Tweede Kamer het er nog niet over eens of het financieel toezicht en het toezicht op de volkshuisvestelijke prestaties wel of niet bij één orgaan belegd moeten worden.

Openheid

Kamerleden pleitten voor meer openheid in de sector. De Aedes-benchmark is daartoe een eerste goede stap, zei VVD’er Roald van der Linde. Ook Verhoeven en Jacques Monasch (PvdA) waren het daarmee eens. Zij betreuren het dat er zo’n 50 corporaties niet meededen aan de eerste editie van de benchmark en zijn er voor om de benchmark verplicht te stellen.