Vragen en antwoorden over Governancecode Woningcorporaties

Veelgestelde vragen Veelgestelde vragen · 2 januari 2019
Expert
Barbara Mossinkoff
Verenigingssecretaris

Over de uitleg en toepassing van de Governancecode Woningcorporaties 2020 ontvangen Aedes en de VTW regelmatig vragen van leden. In dit artikel leest u antwoord op een aantal vaak gestelde vragen.

Mag ik van de Governancecode afwijken met 'leg uit'?

Afwijking met ‘leg uit’ is in de Governancecode Woningcorporaties op een aantal bepalingen niet mogelijk, hiervoor geldt 'pas toe'. Dit staat in de Governancecode bij de bepalingen aangegeven.

Voor de overige bepalingen geldt dat woningcorporaties daarvan kunnen afwijken als dit volgens de betreffende woningcorporatie tot een beter resultaat leidt. Wel is het de bedoeling nog steeds in de geest van het principe te handelen. Bovendien moet de woningcorporatie op een inzichtelijke manier onderbouwen en actief verantwoorden (‘leg uit’) waarom zij hiervan afwijkt.

Over deze uitleg kan de woningcorporatie door zowel collega’s als andere belanghebbenden worden bevraagd en aangesproken. Als een woningcorporatie in een specifieke situatie twijfelt over de toepasbaarheid van ‘leg uit’ dan kan zij zich wenden tot de Commissie Governancecode Woningcorporaties van Aedes en de VTW. Deze Commissie doet dan een uitspraak over de kwestie.

Iedere belanghebbende kan de corporatie aanspreken over het toepassen van de Governancecode en bij (vermeend) niet of onjuist toepassen ervan een klacht indienen bij de Commissie Governancecode Woningcorporaties. Als de Commissie van oordeel is dat de Governancecode wordt overtreden dan kunnen de besturen van Aedes en VTW een besluit nemen over mogelijke sancties voor de betreffende woningcorporatie.

Wat wordt met bepaling 3.10 van de Governancecode bedoeld? Wordt dit gesprek gevoerd met de RvC-leden?

Bepaling 3.10 luidt als volgt: Een meerhoofdig bestuur bespreekt ten minste één keer per jaar het gezamenlijk functioneren en dat van individuele leden.
Dit betekent dat, indien sprake is van een meerhoofdig bestuur, het bestuur ten minste één keer per jaar ook zelf het gezamenlijk functioneren bespreekt en dat van individuele leden. Het gesprek bedoeld in bepaling 3.10 wordt niet gevoerd met de RvC-leden.
Voor de jaarlijkse beoordeling door de RvC van het functioneren van de bestuurder (of in geval van een meerhoofdig bestuur: de bestuurders) en de rapportage over het proces in het jaarverslag geldt bepaling 3.9.

Mag ik bestuurder worden van de corporatie waar ik RvC-lid ben geweest?

Nee, dat is in strijd met de Governancecode Woningcorporaties. Deze bepaalt in 3.4 het volgende: Bestuursleden mogen in de drie jaar voorafgaand aan de benoeming tot bestuurder geen lid zijn geweest van de RvC van de woningcorporatie. Uitzondering hierop vormt het tijdelijk voorzien in het bestuur door een lid van de RvC bij belet en ontstentenis van bestuurders als bedoeld in 3.28.

Bepaling 3.28 luidt als volgt: In geval van ontstentenis of belet van het bestuur (voetnoot 34) kan een lid van de RvC bij hoge uitzondering voor maximaal drie maanden de rol van bestuurder op zich nemen. In dat geval treedt het lid tijdelijk terug uit de RvC en neemt dus niet deel aan de besluitvorming van de RvC. Na deze periode van maximaal drie maanden kan deze persoon weer toetreden tot de RvC (voetnoot 35). Hierbij wordt dit lid niet betrokken bij de besluitvorming over zaken die zich in die betreffende drie maanden hebben voorgedaan.

Voetnoot 34: Hieronder is te verstaan de situatie dat vanuit de werkorganisatie of door inzet van een externe geen adequate oplossing voorhanden is. Dat sluit aan bij artikel 25.7 van de Woningwet, waarin staat dat de statuten voorschriften moeten bevatten omtrent de wijze waarop, in geval van ontstentenis of belet van de bestuurders, voorlopig in het bestuur wordt voorzien.

Voetnoot 35: Artikel 30 lid 11 a van de Woningwet bepaalt dat de corporatie de wijze waarop daarin wordt voorzien in de statuten moet vastleggen.

Meer informatie: Tijdelijke vervanging bestuurder door een commissaris

Wat bepaalt 5.8 over de benoemingstermijn accountant?

Bepaling 5.8 gaat over de benoemingsperiode van de externe accountant. Hierbij geldt dat iedere corporatie deze voor een periode van maximaal tien jaar mag benoemen. In verband met aankomende wet- en regelgeving is voor de volledigheid toegevoegd dat corporaties die zich in de toekomst kwalificeren als een Organisatie van Openbaar Belang (OOB) ook rekening moeten houden met wet- en regelgeving in verband met kantoorroulatie voor accountantsorganisaties. Dit heeft echter geen gevolgen voor de in de Governancecode gestelde termijn van maximaal tien jaar.