Veelgestelde vragen over vakantiedagen

Veelgestelde vragen Veelgestelde vragen

Aedes krijgt veel vragen over het onderwerp ‘vakantiedagen’. Hieronder een overzicht van de meest gestelde vragen en de antwoorden daarop.

Hoe is bij corporaties de vakantieopbouw geregeld?

In Nederland is wettelijk bepaald dat werknemers jaarlijks minimaal viermaal de overeengekomen arbeidsuren per week aan vakantie opbouwen. Bij een fulltime dienstverband bij een corporatie zijn dat minimaal 144 wettelijke vakantie-uren per jaar. Daarbovenop krijgt iedere fulltime werknemer op basis van de CAO Woondiensten nog 45,8 bovenwettelijke vakantie-uren. Daarnaast kan een corporatiemedewerker op basis van zijn leeftijd of indeling in de salarisgroep K tot en met O nog extra bovenwettelijke vakantie-uren opbouwen.

Hoe lang mag een werknemer op vakantie?

Een werknemer heeft een wettelijk recht om per jaar minstens twee volle weken vakantie te genieten. De corporatie moet daarnaast elk jaar de werknemer minimaal in de gelegenheid stellen om de wettelijke aanspraak op vakantie (bij een 36-urige werkweek zijn dat 144 uren per jaar) op te nemen. Elke werknemer die vakantie-uren wil opnemen, of dat nu 8 of 360 uren zijn, is verplicht de corporatie om toestemming te vragen.
De corporatie dient binnen twee weken op het verzoek van de werknemer te reageren. Reageert de corporatie niet of te laat, dan is de toestemming stilzwijgend verleend. Een corporatie kan alleen weigeren toestemming te verlenen als gewichtige bedrijfsbelangen zich verzetten tegen de vaststelling van de door de werknemer gewenste vakantie. Er is sprake van gewichtige redenen als de afwezigheid van de werknemer de gang van zaken binnen de corporatie ernstig zou ontwrichten.

Mag een corporatie het meenemen van vakantiedagen verbieden of beperken?

Elke regeling binnen de corporatie waardoor werknemers voor het verstrijken van de vervaltermijn of verjaringstermijn (een gedeelte van) hun opgebouwde vakantie-uren kwijtraken, is in strijd met de wet en nietig. De regeling geldt dan simpelweg niet en werknemers hebben onverminderd recht op alle door hen opgebouwde vakantie-uren.

Wanneer mag een corporatie opgebouwde vakantie-uren uitbetalen?

Tijdens het dienstverband mag een corporatie vakantie-uren in principe niet uitbetalen, de werknemer heeft immers geen recht op geld, maar op vrije tijd. Daar is één uitzondering op: de bovenwettelijke vakantie-uren. De werknemer kan de corporatie vragen om de bovenwettelijke uren uit te betalen (de werkgever moet daarmee instemmen) of de werknemer kan de bovenwettelijke vakantie-uren als bron inzetten in het Woondiensten Cafetaria Systeem.
Bij uitdiensttreding is de corporatie zelfs verplicht de nog resterende vakantie-uren uit te betalen. Bij de eindafrekening moet de corporatie de uren tegen 108 procent (inclusief 8 procent vakantietoeslag) van het op dat moment geldende uurloon uitbetalen. Als de werknemer daarom vraagt, dient de corporatie op schrift te stellen op hoeveel vakantie-uren de werknemer recht heeft op het moment van uitdiensttreding. Een werknemer kan zijn wettelijke recht op vakantie namelijk niet kwijt raken door van baan te veranderen. De ex-werknemer mag de nog resterende vakantie-uren bij zijn nieuwe werkgever opnemen.

Kunnen zieke werknemers op vakantie gaan?

Het doel van de wettelijke vakantie is om werknemers de gelegenheid te geven om te herstellen van het werk. Een zieke werknemer moet de mogelijkheid hebben om te herstellen van re-integratieverplichtingen. Uitgangspunt is dat de werknemer aan wie re-integratieverplichtingen zijn opgelegd ook in staat is om vakantie op te nemen. Neemt de werknemer geen vakantie op, dan vervallen de wettelijke dagen een half jaar na het jaar van opbouw. Een zieke werknemer is niet in staat om vakantie op te nemen als er geen re-integratieverplichtingen kunnen worden opgelegd, bijvoorbeeld vanwege een langdurige opname in het ziekenhuis. In deze gevallen behouden de wettelijke dagen een verjaringstermijn van vijf jaar.

Wat betekent de nieuwe vakantiewetgeving voor de verlofadministratie?

Corporaties moeten onderscheid maken tussen de wettelijke en (extra) bovenwettelijke vakantiedagen. Daarnaast moeten corporaties bijhouden wanneer de dagen vervallen of verjaren. Wettelijke dagen opgebouwd na 1 januari 2012 vervallen een half jaar na het einde van het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd.
Voor (extra) bovenwettelijke dagen en ‘oude’ vakantiedagen opgebouwd voor 1 januari 2012 (wettelijk en bovenwettelijk) blijft de verjaringstermijn gelden van vijf jaar na afloop van het jaar waarin ze zijn opgebouwd. Als een werknemer een vakantiedag opneemt moet hij aangeven wat voor een dag hij opneemt (wettelijk of bovenwettelijk). De corporatie moet dit registeren in de verlofadministratie.